De therapeut had me erop voorbereid: sommige mensen, best veel mensen misschien zelfs, gaan de wereld anders zien nadat ze hun traumatherapie hebben afgerond. Omdat er iets in hen zelf is veranderd. Omdat ze oude patronen in de bek hebben gekeken en ze daarna bij het grofvuil hebben gezet of, iets minder extreem, leren leven met wat hen vroeger is overkomen en het niet meer allesbepalend laten zijn. Soms gooien mensen die in traumatherapie zijn geweest het roer om, zei de therapeut, dan gaan ze bijvoorbeeld studeren. Veranderen ze van baan. Maken het uit met hun partner, familie of vrienden. Zoeken nieuwe horizonten.
Acht maanden geleden zei ik hem voor de laatste keer gedag. We deden niet sentimenteel, geen grote woorden, geen omhelzing. Mijn therapeut zei: het ga je goed en ik zei: ja, dat wil ik ook voor mezelf en dat was het.
Ik dacht soms aan wat hij had gezegd en of de wereld al anders was geworden voor mij, of dat ik misschien al de behoefte voelde het helemaal anders te doen. Dat was niet zo. Ik ben nooit van de radicale omwentelingen geweest, dus ik zou het ongetwijfeld hebben opgemerkt als het wel ineens zo was. En toen kwam het moment dat ik niet meer elke dag dacht aan zijn woorden. Dat ik niet meer zo bezig was met de zware therapie die ik had gehad en wat ik had geleerd. Ik leefde elke dag opnieuw, zoveel rustiger en ik sliep weer. Ik was niet meer zo angstig. Mijn hoofd was soms zelfs leeg en ik had meer overzicht dan ik ooit in mijn leven had gehad. Dat was wel eens anders geweest kan ik je vertellen. Het waren mooie veranderingen. Vooral het feit dat ik niet meer door alles en iedereen getriggerd werd voelde bevrijdend. Ik zag mezelf scherper.
Ik was beter ingekleurd. Ik was meer mezelf geworden. Hierdoor wist ik ook beter wat ik nodig had en wat niet. Soms vind ik het nog lastig om me uit te spreken, omdat me uitspreken kan betekenen dat iemand boos wordt of gekwetst. Maar ik spreek me uit en voor mij is dat winst.
Ik was veranderd, ik voelde het op zoveel terreinen, maar het was geen grootse of meeslepende ommezwaai, zoals ik me had voorgesteld bij het verhaal van de therapeut, dus hoewel ik wist dat het was ingezet tijdens de therapie, herkende ik het niet als iets dat bij zijn verhaal over veranderingen en dingen anders doen hoorde. Ik had alleen dat deel over ‘helemaal anders doen’ onthouden, misschien.
Jazeker, ik was veranderd, maar ik was ook nog mezelf, de parttime kluizenaar. De persoon die het moeilijk vindt zich open te stellen. Diegene die niet makkelijk vrienden maakt. Die zich comfortabel voelt in een pyjama thuis, het liefst alleen of met haar gezin en minder in een groep mensen, in een binnenstad, met reuring, spanning en hectiek.
En toen ging ik Zweeds studeren. Iets wat ik al jaren wilde doen maar nooit deed. Nu deed ik het. En toen meldde ik me aan bij een buurttoneelvereniging. Ik was ooit niet naar de toneelacademie gegaan omdat mijn jeugdtrauma mij dwong niet boven het maaiveld uit te komen, om subrosa door het leven te gaan. En dat voor iemand die zo graag op een podium stond. Opvallen was onveilig dus toneelspelen was geen optie.
Ik zeg wel eens: ik ben als schrijven een soort toneelspeler alleen doe ik dat zonder geluid en zonder aanwezig te zijn. Mijn podium is het moment dat jij mijn woorden leest. Ik ben een naar binnen gekeerd acteur. Schrijven is toneelspelen voor de getraumatiseerde ziel.
Maar ik begon dus met toneel. In het begin merkte ik dat ik soms wat dissocieerde als de aandacht op mij werd gericht. Op zulke momenten ben ik er niet helemaal. Het is een hardnekkig coping mechanisme, veilig in mezelf verborgen, maar het was niet onopgemerkt gebleven toen ie de kop op stak, ik herkende het en liet het er zijn. Fluisterde enkel dat het veilig was hier. Ik ben veilig. Je bent nu veilig. Na een paar keer kreeg ik er aardigheid in. In toneelspelen!Ik!In het volle licht, met de bouwlampen op me gericht: dat was al 30 jaar mijn grootste angst en daar stond ik dan te staan en ik was er helemaal.
En toen wandelende ik met S. en vertelde ik hem wat ik zo graag wilde doen: meer doen dan alleen schrijven. Ik vertelde over mijn ideeën en fantasieën. Over zijpaden en projecten die ik zou willen oppakken. Over wat ik allemaal zou kunnen doen. Ik werd steeds enthousiaster terwijl ik vertelde. Ik voelde het kriebelen. De lente. Het leven. Ik wilde naar buiten, eruit! Dingen doen, met mensen, voor mensen! Hij keek me met opengevallen mond aan. ‘Wie ben jij en wat heb je met mijn vrouw gedaan?’ zei hij lachend.
Het was op dit moment dat ik mij realiseerde dat dit was waar de therapeut het over had gehad. Geen Wagner, geen Brückner, geen paukeslagen. Maar dit was het, ik wist het zeker.
Ik ben zó onwennig. Ik wil wel maar ik weet niet hoe, omdat ik het nog nooit heb gedaan en toch weet ik dat het een kwestie van tijd is. Van wanneer. Niet van óf ik nog meer nieuwe leuke spannende dingen ga durven.