Dus ik had besloten om over een buurtamateurtoneelvereniging te schrijven. Uit een writers block terugkomen gaat niet over rozen, mensen. Ik voorzag een lijdensweg van doorhalen en deleten, opnieuw beginnen, weer doorkrassen en nog eens opnieuw beginnen, maar als ik weer wilde schrijven moest ik me érgens in vastbijten en het onderwerp liet het me niet los, dus daar ga je. Een handjevol mensen dat bijelkaar komt in een treurige ruimte met systeemplafond dat zwart staat van de schimmel, lauwe koffie in plastic bekertjes voor 2 euro in de hand, koffie die waarschijnlijk ’s ochtends is gezet door een vrijwilliger of persoon met afstand tot de arbeidsmarkt, de vroegere Melkertbaner, geen idee wie zijn naam er nu weer voor heeft geleend, stoeltjes lullig in een kring, alsof ze niet komen om toneel te spelen maar om hun wekelijkse AA-sessies af te werken. Vanuit de vloer komt het ge-rawhide en de zogenaamd opbeurende klanken van een computergegenereerde bas de met tl-lampen verlichte ruimte binnen stoten. Bij elke oempf komen de voeten van de buurtgenoten een klein beetje van de grond. De linedancers beneden dansen tot na zonsondergang en iedereen moet meegenieten, klaarblijkelijk. Het is een gemêleerd clubje buurtgenoten, zoals dat heet. Gemêleerd als in: van alles wat, een samengeraapt zooitje met als enige gemene deler dat ze min of meer bij elkaar om de hoek wonen. En, nou ja, dat ze mensen zijn, maar dat hoeft toch niet allemaal uitgelegd te worden? Je bent toch niet voor simpele zuurtjes aan het schrijven? Je bent een schrijver, verdikkeme nog an toe. Misschien dit weghalen. Een schrijver die ‘verdikkeme’ schrijft is al bezig met zijn publiek vóór er überhaupt iets wezenlijks op papier staat. Censuur antepartum, nog voor de baby er is. En dan is de baby een boek. Belachelijk. Je hebt nog een lange weg te gaan voor je jezelf weer schrijver mag noemen. Een echte schrijver censureert zichzelf niet. Nooit. Die schrijft GODVERDOMME in plaats van het tandeloze VERDIKKEME. Als deze tekst wordt voorgelezen misschien toch een ander scheldwoord hiervoor nemen want je hebt liever dat mensen je aardig vinden dan dat je je vak naar behoren uitoefent. Oh, lieve hemel: je bent echt heel hard geraakt door die twee jaar in de ranzige teerput die covidpandemie heet, je bent dieper in het slijk gezakt, verder van jezelf afgedwaald dan je in eerste instantie dacht. Iemand die aan antepartumcensuur doet is wel erg ver van het moederschip afgedreven. Terug naar het middelpunt, SCHRIJVER. Harder roeien! Meters maken! Kom op, vort met de geit! Laat die luie ontlezendende mensen van Nederland maar eens zien dat woordkettingen maken een ambacht is. Dat het makkelijk moet ogen, net zoals het voor een schilderij van Picasso staan en dat je dan denkt: wat die prutser kan kan ik ook, maar dat er voor het bedrieglijk eenvoudige eindproduct een heel traject van zelftwijfel, ongegronde angsten, slapeloosheid, drankzucht en de obligate bloed zweet en vijfhonderd liter tranen, kortom keihard ploeteren, heeft plaatsgevonden.
Je kunt het. Je gaat gewoon een stukje schrijven over een club halvegaren die bijeenkomt om wat woorden hardop uit te spreken, hopende dat het dan uiteindelijk verwordt tot iets wat een beetje aan te horen is en God behoedde de arme buurttoneelspelers: ook nóg een beetje aan te zién valt. Op een podium, het liefst. In een intreurig afgehuurd zaaltje met slechte verlichting, denk ik dat ik doe, ja, dat is leuk om erin te schrijven. Niet de schimmelige ruimte met knipperende tl-lampen waarin ze repeteren, iets anders. Liefst een lullig hok ervan maken, nog even naar kijken. En dat er dan 3 mensen in het publiek zitten. Misschien 5. 4 partners, de andere partners van de buurtamateurtoneelspelers hadden niet eens de moeite genomen om te komen, de finale van heel holland bakt was op tv, die ouwe mensen kijken nog tv denk je, even nazoeken of je vooroordeel klopt, en 1 iemand uit de wijk die de flyer niet meteen had weggemieterd bij het oud papier toen ie hem op de mat vond. Laten we er een eenzame zonderling van maken. Iemand die hunkert naar menselijk contact, maar die niet lijkt te snappen dat je daarvoor wel af en toe onder de douche moet.
Goed, die buurthalvegaren zitten dus op die lullige stoeltjes en wachten op de twee jongelingen die zichzelf in de mail hebben voorgesteld als PIM EN MADELIEF. Pim en Madelief gaan ervoor zorgen dat de woorden die de halvegaren gaan uitspreken niet eruitkomen alsof ze zijn uitgebraakt doof levensmoeie terminalen, een soort doodsreutel van een stervende, maar dat de teksten die ze straks uit hun hoofd moeten leren en uit moeten spreken ook daadwerkelijk klinken alsof ze door de buurtamateurtoneelspelers zelf begrépen worden en dat het publiek, laten we mild zijn en er 6 mensen van maken, ook nog een random vrouw, er ook nog chocola van kan maken. Pim en Madelief zijn enorm uitgelaten en opgetogen. Iedereen kan toneelspelen! Schreeuwen ze het bijna uit, terwijl ze door de bedompte kamer fladderen en dartelen. Pim in zijn kippenpak struikelt bijna over zijn eigen jonge kippenpootjes, zo uitgelaten dat ie is. Een paar mensen trekt wat ongemakkelijk met de mond, alsof ze niet echt geloven wat Pim en Madelief beweren. Maar Pim en Madelief weten het zeker: onder hun vakkundige begeleiding kan zelfs een dood paard de sterren van de hemel spelen. Hier en daar een sprankje licht in de ogen van de mensen uit de wijk. Een enkeling droomt al van een villa in Hollywood en een romantisch avondje met Brad Pitt. Netflix en Chili, is dat wat? Nee, haal maar weg, niemand zegt dat nog. De woorden van Pim en Madelief werken aanstekelijk, heel langzaam lijken de opbeurende woorden hun doel te bereiken, de mensen hier, de buurtamateurtoneelspelers, geloven bijna dat ze het gaan kunnen, toneelspelen. Laten we zeggen dat Pim voorstelt om een toneelstuk over een wijkbingo te doen, met allemaal losse sketches. Een bingo-avond die hopeloos in de soep loopt, zegt de blonde Madelief en ze huppelt in haar roze tutu naar het midden van de kring en draait een pirouette waarbij haar paardestaart vervaarlijk rondzwiept als een springtouw. Zou dat niet leuk zijn, koert ze terwijl ze naar Pim rent en in zijn open armen springt. Hij vangt haar op, het dartelende balletelfje landt gracieus in de armen vol kippenveren en de blije hepie en hepie draaien samen nog een paar rondjes voor er een Wijkgenoot langzaam begint te klappen, gevolgd door nog een en nog een en daarna klapt iedereen, steeds harder en sneller. Ze klappen voor Pim en Madelief, de manisch blije jongelingen, maar ook een beetje voor zichzelf, omdat ze er zo waar in geloven dat ook zíj toneel kunnen spelen. Nee nee: toneelspelers ZIJN!
Dit wordt toch kat in t bakkie, je ziet als het ware de typetjes zichzelf schrijven. Komt helemaal goed, SCHRIJVERTJE.
DISCLAIMER: HET FEIT DAT IEMAND ZICH IN IETS OF IEMAND HERKENT BETEKENT NIET DAT HET OOK WAAR IS. U HEEFT HET RECHT BELEDIGD TE ZIJN.