Moedertaal

De enige taal die ik vloeiend spreek is de taal van het land waar ik geboren ben, jullie taal, mijn moedertaal; maar mijn moedertaal is niet de taal van mijn moeder, mijn moederstaal.


De geschiedenis van mijn familie in dit land begint bij mij, de eerste Nederlander in mijn lijn.


Toen ik opgroeide dacht ik niet na over mijn herkomst. Ik was er en dat was genoeg. Zelfbewustheid was me vreemd. Een fijne tijd, zo achteraf bekeken. Door de ogen van een ander krijgt een mens zijn kleur, niet waar, zijn anders-zijn als een sticker opgeplakt om de hokjesgeest, van de aanschouwer te kalmeren, gerust te stellen. Die hoort daar en die hoort hier, die heeft zijn plek hier verdiend en die schuiven we opzij. Die naar links die naar rechts, rustgevend ordenen met jezelf als stralend middelpunt.


Toen ik jong was dacht ik geregeld: wat ben ik klein vergeleken met mijn leeftijdsgenoten. Geen seconde heb ik mij gerealiseerd dat mijn geringe lengte misschien wel lag aan het feit dat ik weliswaar in Nederland geboren ben, maar dat ik ook de eerste in mijn familie ben die dat kan zeggen. Raar is het, hoe ik telkens, is het tegen beter in, je zou het haast gaan denken, lijk te vergeten dat ik ‘Geen Nederlander’ ben.


Als iemand tegen je zegt: jij hoort hier niet, terwijl jij denkt dat je hier hoort, nog nooit een scheiding tussen jij en zij hebt aangebracht omdat je dacht dat jullie uit hetzelfde hout gesneden waren, doet dat iets raars met je hoofd. Je dacht dat er één jij was maar door zo’n opmerking realiseer je je dat er misschien wel twee van jou bestaan: de jij die jij denkt dat je bent en de nieuwe jij, de jij die je door de ogen van die ander bent, die ander die zegt dat jij niet voldoet, niet volstaat, anders bent. Het zijn verwarrende momenten die je vormen, die kleur op je wangen brengen. Jij, diegene die er misschien niet bijhoort.


Ik word er enkel door een ander aan herinnerd – en door een vrijwillig door mezelf afgenomen DNA-test onlangs. Ik wilde méér weten over de roemruchte Krim-tataren in de familielijn van mijn vader, maar naast dat er geen enkele Tataar in mijn genen te bekennen was, bevestigde de test nog maar eens wat ik natuurlijk al heel lang weet, maar wat mij desondanks, heel even, de wenkbrauwen deed fronsen: dat er geen enkele Nederlander in mijn stamboom prijkt. Nul procent Nederlands, hé, hoe kan dat, dat kan niet kloppen. En ik dan, ik ben toch een Nederlander? Ja, jongens: ik dacht het echt. Maar mijn roots liggen in Oost-Europa. Al eeuwen en generaties lang komt mijn familie daar vandaan. Heel saai, steeds uit dezelfde streken, met een uitstapje omhoog of omlaag. Het uitstapje omhoog is de opa van mijn opa die uit Duitsland (Pruisen) kwam. Dichterbij een ‘Echte Nederlander’ zijn dan dat wapenfeit kom ik niet. Dat is het.

Raar is het, hoe ik telkens, is het tegen beter in, je zou het haast gaan denken, lijk te vergeten dat ik ‘Geen Nederlander’ ben.


Maar als ik liefdesverdriet heb huil ik mezelf in slaap met jullie taal. Als ik me stoot of op het zebrapad word afgesneden door een roekeloze of een wezenloze, vloek ik hartgrondig in jullie taal. In mijn nachtmerries schreeuw ik in jullie taal, als ik het niet alleen kan roep ik om hulp in jullie taal.


Het is raar om te spreken van een moedertaal terwijl je moeders moedertaal niet dezelfde is. Om het nog meer te compliceren: eigenlijk is mijn moedertaal de taal van mijn moeder, maar toen mijn ouders uit elkaar gingen op mijn derde, weigerde ik die taal nog te spreken en nam ik de taal aan van het land waar ik was geboren en die taal is nu de enige die ik vloeiend beheers. Jullie taal. De taal van mijn moeder doet mij sinds mijn derde alleen maar pijn, een pijn die ik niet snap, maar wel ten diepste voel.


Ik heb zelfs mijn beroep gemaakt van jullie taal. De taal van het land waarin ik ben geboren, maar waarvan de dna-test zegt dat de genetische variant ervan niet in mij gevonden werd. De volgende keer dat iemand tegen mij zegt dat ik moet oprotten naar mijn eigen land (een land dat niet eens meer bestaat!), dat ik hier niet hoor, hier niet vandaan kom, zal ik hem toewerpen dat ik misschien niet diepgeworteld ben, maar dat ik hier wel hoor. Als je boeken schrijft in de taal van het land waar je bent geboren, mag je daar aanspraak op doen, vind ik en als iemand het er niet mee eens is, verneem ik dat graag. Tot die tijd noem ik mezelf een Nederlander, ik ga er gemakshalve maar even vanuit dat dit met uw permissie is.