Ik hou van alle mannen


Sommige mensen hebben een type waar ze op vallen. Het gaat soms zo ver dat ze uitsluitend verliefd of lustig kunnen worden op dat ene type. Alleen maar blondines voor meneer A (‘ja, nee, sorry, maar van een vrouw met bruin haar krijg ik hem niet omhoog!’), louter roodharige dames voor B (‘het zal dat gemekker over geen ziel bij rooien zijn, want GODVERDIKKE, die lavaatjes kunnen er wat van’) en Meneer C kan het alleen maar op brunettes met groene ogen. En dan hebben we natuurlijk ook nog de mannen die ‘op billen vallen’ of ‘echte borstenmannen’ zijn. En dan dit alles ad nauseam en weer terug. Ik hoorde vanochtend weer eentje hardop van zijn hart geen moordkuil maken en terwijl ik hem zijn betoog liet doen dacht ik na over de mannen in mijn leven. Nee familie en vrienden, ik zal het discreet houden, ook voor jullie leuk houden. Eigenlijk zou ik dat een keertje wel willen doen, vol op het orgel en de tyfus met beleefde bewoordingen, maar dat moet maar even wachten.
Goed. De mannen in mijn leven. Terwijl deze man oeverloos zeurt over rondborstige vrouwen (ze doen dat altijd in dit jaargetijde, jullie voelen ook vast het verband), doen de mannen in mijn leven een catwalk in mijn hoofd. Ik schiet in de lach (‘Nee, nee! Ik lach je niet uit! Ik snap heus wel dat er voor jou onder de cup F niks aan is!’). Het is een Felliniparade van kleurrijke types, praatjesmakers, thrillseekers, mafklappers, excentriekelingen en saaie bosmuizen. ‘Bont gezelschap’ is wel een toepasselijke benaming voor deze carnivaleske optocht van XY-chromosomalen, exen en stille liefdes, verliefheden en eendagsvliegen van de vrouw met de slappe lach die de verbouwereerde man met het Dolly Partoncomplex maar even aan zijn lot heeft over gelaten, want oncontroleerbaar hinniken als iemand voor de honderdste keer opgewonden de loftrompet over dikke tieten steekt is ook boosaardig.
Er is geen touw aan vast te knopen, denk ik als ik in de veiligheid van mijn eigen wc tot bedaren kom. Er zit nul komma nul lijn in de mannen die ooit in en uit mijn leven kwamen. Geen dikke mannen, die niet. Veel dunne mannen wel. Kleine mannen, een paar, lange mannen, die meer: ik zie de voorzichtige contouren van een patroon. Ik was zo te zien niet echt kieskeurig als het op haarkleur aankwam, van bruin naar zwart en rood en blond. En kaal, de meest kleurloze haarkleur van allemaal, die ook.
Op die voorzichtige voorkeur voor lengte lijkt er geen enkele gemene deler in die stoet gozers van mij te zitten. Ik zou heel graag willen zeggen dat het humor en intelligentie is, maar dat zou een aantal van deze heren tekort doen. Laat ik het er maar op houden dat die weer andere kwaliteiten hadden. De enige gemene deler die ik na enige tijd nadenken kan noemen is dat ze allemaal van het mannelijke geslacht zijn. Een beetje zoals dat lied, maar dan omgedraaid. Ik hou van alle mannen, mijn hart is veel te groot. Daar ben ik mee geboren en daar ga ik ook mee dood.