Over een paar weken komt mijn eerste roman uit, Znežanka. De hoofdpersoon, je raadt het al, ze heet Znežanka, heeft na het zeer traumatische verlies van haar nog ongeboren kind grote moeite haar leven te hervatten. Het lijkt een verloren strijd, ze voelt hoe haar vingers langzaam, stukje voor stukje, de rand van de richel die werkelijkheid heet loslaten en zakt weg in wat wij met z’n allen “gekte” noemen. Wat volgt is een strippenkaart op het gesticht en vervreemding van de wereld om haar heen, het leven zoals wij haar kennen -weer die werkelijkheid.
Maar Znežanka zelf is niet ongelukkig. Het is de buitenwacht die het nodig vindt haar te labelen met etiketten als “psychotisch” en haar probeert met medicijnen weer in het gareel te krijgen. Znežanka heeft echter in haar onuitsprekelijke rouw haar dochtertje teruggekregen, zichtbaar, tastbaar, zelfs de geur van de pasgewassen haren van het meisje is zo levensecht dat er voor haar geen enkele twijfel bestaat over wat echt en wat niet echt is, wat psychiaters er ook van vinden. Na jaren therapie keert ze, soort van, terug in het hier en nu, loopt ze enkel nog wat kantjes van de werkelijkheid af, is haar gekte niet meer zo groots en meeslepend dat ze ervoor opgenomen hoeft te worden. Maar het kind wijkt niet van haar zijde, gelukkig maar, vindt Znežanka zelf.
De aanwezigheid van de niet-bestaande dochter geeft haar leven glans, maar buiten Znežanka ziet niemand het zo. Ze is gek, wat Freud 100 jaar geleden “wishfully psychotic” noemde, een staat van rouw waarbij de rouwende (tijdelijk) gek wordt en zelf visioenen van een dierbare overledene oproept, “fantasievolle verlangens” die, om te herstellen, het best zo snel mogelijk losgelaten dienen te worden. Rouwhallucinaties waren maar obstakels, vond Freud.
In de afgelopen 100 jaar is de visie op rouwhallucinaties niet echt veranderd, al zie je de laatste jaren in rouwtherapie wel dat therapeuten de aanwezigheid van overleden personen lijken te accepteren, maar dan voornamelijk op symbolisch niveau, (nog) niet als concreet of tastbaar iets. En even voor de duidelijkheid: veel mensen “voelen” de aanwezigheid van overleden geliefden, ruiken hun geur. Soldaten beschrijven hoe ze met overleden wapenbroeders praten, weduwen hoe hun dode echtgenoot naast hen in bed ligt. Bijna niemand die iets dergelijks meemaakt lijkt daar een groot drama van te maken, het is onderdeel van de rouw, bijna altijd van voorbijgaande aard. Voor sommigen zijn de rouwhallucinaties zelfs een helend fenomeen, maken ze het leven een beetje dragelijker, minder zwaar. En toch blijkt het voor therapeuten én mensen die het zelf niet meemaken/hebben gemaakt een ongemakkelijk iets, geesten bestaan immers niet. Het is iets om te weerleggen of zenuwachtig te negeren. Goddank dus dat die “rouwgekte” maar tijdelijk is.
Wat maakt dat iemand als Znežanka dan? Iemand die weigert te geloven dat haar overleden dochter een hallucinatie is en bij wie het niet lijkt te gaan om een voorbijgaand iets? Houdt zij te lang vast, zoals Freud zou zeggen, en belemmert dit haar te leven? Is zij dan iets als permanent rouwgek, of noem je zo iemand psychotisch? Volgens het etiket dat ze opgeplakt krijgt wel. (In de Victoriaanse tijd zou ze ongetwijfeld als hysterica zijn weggezet, opgesloten en sleutel weggegooid.) Of doet het er helemaal niet toe of iemand dingen ziet, hoort of voelt die jij niet ziet, hoort of voelt, maakt dit hem of haar niet automatisch “gek”? In Znežanka’s woorden:
‘Jij ziet haar niet […], maar dat betekent niet dat ze er niet is, want ik zie haar wel, en wie zegt dat jouw niet zien belangrijker is dan mijn wel zien? Dat jouw niet zien zwaarder weegt? Is dat enkel vanwege het feit dat er veel meer mensen zijn die Smilla niet zien en ik misschien wel de enige ben die haar wel ziet? Ligt daar dan de demarcatielijn tussen niet gek en gek, alleen omdat een grote groep iets anders ervaart dan een kleinere groep? Waarom dat harde onderscheid, die behoefte tot classificeren en opbergen? Geeft dat je een gevoel van veiligheid, is dat wat dat dwangmatige ordenen met je doet?’
Afijn. Znežanka dus. Mijn fictiedebuut. Het komt iets later, mensen, de cover gaf wat problemen, niks wat niet is op te lossen, we gokken op eind november. 2020, ja. Je kunt je nog inschrijven voor de leesclub op Hebban.nl
hebban.nl/spot/leesclub-znezanka (tot 1 november)