Yaron lag alleen in zijn bed en keek naar het plafond. Daar stond een leeuw klaar om te springen. Of nee, het was een tijger, want als je goed keek zag je de strepen op zijn rug. Hij stond niet stokstijf stil, hij bewoon een klein beetje. Yaron dacht dat het zijn staart was. Hij wist niet wie of wat de leeuw als prooi in gedachten had, maar hij kroop toch maar wat dieper onder zijn deken. Misschien had dat enge beest wel zin in jongetjesvlees.
‘De leeuw is nep, de leeuw is nep, de tijger is nep!’ fluisterde hij tegen zichzelf. Maar de leeuwentijger ging niet weg. Hij stond nog steeds net niet stokstijf stil op het plafond, met zijn stomme wiebelstaart. Hij deed zijn ogen dicht tot het spleetjes waren, maar dat was nog enger, want wat nou als de leeuwentijger sprong en hij zag het niet? En dus deed hij ze gauw weer open. Toen voelde hij dat zijn been nog een beetje buiten het dekbed lag. Dat was verschrikkelijk! Hij ging rechtop zitten en duwde het dekbed helemaal over zijn lichaam heen zodat niks meer te zien was behalve zijn hoofd. Hij leek wel een mummie. Hij had het nu heel warm. En hij was erg moe, dat ook. Maar hij mocht natuurlijk niet gaan slapen! Uiteindelijk viel hij toch in slaap en droomde van enge monsters en dat hij door de jungle moest rennen en dat lianen tegen zijn gezicht zwiepten tijdens het rennen.
*
De volgende avond lag Yaron weer naar het plafond te kijken maar dit keer was de leeuwentijger er niet. Er was wel een ander beest. Het leek nog het meest op een krokodil, maar in plaats van de korte pootjes die krokodillen hebben, had dit ding lange dunne poten, een beetje zoals een ooievaar of een reiger. Yaron moest grinniken. ‘Wat een maf beest ben jij, zeg!’ zei hij hardop. Het beest zei niets. Hij stond daar maar, op vier lange poten een beetje te staan. Met zijn stomme bek vol tanden. Yaron vond de krokovaar niet zo eng als de leeuwentijger maar erg gerust was hij er niet op dat hij veilig kon gaan slapen.
‘Mama?’ schreeuwde hij dus maar.
En nog eens.
‘Mama? Mama of papa?’
Toen er geen antwoord kwam brulde hij zo hard als hij kon. ‘MAMA OF PAPA! ER IS EEN BEEST IN MIJN KAMER!’
Gestommel op de trap. Aan de manier van lopen kon hij horen dat het papa was. Die liep anders dan mama of Ruben. Papa sloeg vaak een trede over omdat hij lange benen had. Net als de krokovaar op het plafond, alleen papa’s benen waren niet zo dun en de krokovaar had poten en geen benen.
Papa deed de deur heel hard open. Hij knalde tegen de muur aan.
‘Wat is hier allemaal aan de hand? Waarom brul je zo?’ vroeg papa.
‘Er is een beest in mijn kamer, papa’ zei Yaron.
‘Een mug? Nu al?’ vroeg papa en hij keek om zich heen. ‘Dat is vroeg in het jaar. Maar ik snap niks van deze winter zonder sneeuw. Toen ik klein was lag er elke winter sneeuw. Of misschien denk ik dat nu alleen maar en heb ik dat in mijn ouwe mannetjes hoofd verzonnen. Maar goed. De mug. Waar is de mug?’
Papa ging in het midden van de kamer staan en deed net of hij een zwaard in zijn handen hield.
‘Ik ga die mug een kopje kleiner maken, zoon, let maar eens op!’ zei hij en hij zwiepte hard met het nepzwaard in het rond.
‘Papa! Hou op! Er is geen mug! zei Yaron. Hij ging rechtop in zijn bed zitten en keek naar het plafond. De krokovaar was verdwenen.
Papa keek ook naar het plafond. ‘Geen mug? Wat voor beest was er dan in je kamer, kereltje?’
Papa liep naar de deur en deed hem dicht. Gelukkig niet zo hard. Ineens was de krokovaar er weer. Yaron wees naar boven.
‘Daar papa, daar is-ie. Het is…het is een krokovaar.’
Papa keek ook naar boven. Toen keek hij weer naar Yaron. Toen keek hij weer naar het plafond. Hij krabde aan zijn baard. Toen knikte hij zijn hoofd.
‘Ja. Je hebt gelijk. Het is een krokovaar. Heeft hij je bang gemaakt?’
Yaron knikte ook. ‘Maar niet zo erg als de leeuwentijger gisteren. Papa, de leeuwentijger was echt heel eng en ik heb mezelf als een mummie ingestopt en mijn ogen helemaal dichtgedaan maar toch was ik bang. En toen ik sliep kreeg ik allemaal lianen in mijn gezicht omdat ik heel hard door de jungle moest rennen om voor de leeuwen tijger en andere enge monsters te vluchten!’
Yaron was helemaal buiten adem van het vertellen. Papa zat nog steeds te knikken. Toen stak hij zijn vinger op.
‘Wacht! Ik weet iets!’ zei hij en pakte weer zijn neppe zwaard. ‘Weldra, vilein beest!’, zei hij en duwde het zwaard tegen het plafond.
Yaron schaterde het uit. ‘Ga je de krokovaar een kopje kleiner maken, papa?’
‘Uh huh, zo is dat. Ik hak ‘m in de pan!’, zei papa.
Maar Yaron had een beter idee. ‘Ik wil dat de krokovaar denkt dat we hem gaan opeten. Net zoals hij mij wilde eten. We roosteren hem op een vuurtje als een marshmallow, papa!’
‘Ja!’ zei papa. ‘We rijgen hem aan het spit als een varkentje! Branden in de hel zal-ie!’
En dus hakte papa erop los en wapperde met het gordijn en deed een extra nachtlampje aan en regen ze het beest aan een nepstok en aten ze hem met smaak op. Behalve zijn pootjes. Die waren te dun.
Toen papa Yaron had ingestopt en goedenacht had gewenst, zei hij: ‘Je weet toch dat het een nepbeest is he? Net als mijn zwaard. Dat het een schaduw was en dat hij nu weg is omdat ik een lampje heb aangedaan. Dat weet je he?’
Yaron knikte. ‘Dat weet ik papa. Maar toch was ik even bang.’