De traumatherapeut en ik namen afscheid in oktober vorig jaar. Bij ons afscheid bedankte ik hem voor de anderhalf jaar die ik met hem in zijn kantoortje met het systeemplafond en kamerplanten in papieren potten had doorgebracht en wenste hij mij veel succes. We gaven elkaar geen hand want dat doen de mensen niet meer. Tijdens het naar buiten lopen dacht ik na over zijn afscheidswoorden. ‘Veel succes’. Bedoelde hij veel succes met mijn verdere leven? Met het nieuwe leven, mijn leven zonder dat verzwaringsdeken van trauma en ondergronds leven? Ik had niet veel zin om terug te lopen en het aan hem te vragen dus ik besloot aan te nemen dat hij dat bedoelde. Ik wenste mezelf ook veel succes. Op de fiets naar huis zong ik hardop mee met mijn favoriete Duitse band. Er was geen zon, de lucht was als een dikke prop watten, voor iemand anders was het misschien een volmaakt nietszeggend moment, voor mij was het een moment van volmaakt aanwezig zijn. Doorgaans had de oersoep in mijn hoofd gezeten, was ik vaak niet helemaal aanwezig geweest. Maar nu was ik er. Ik zong nog een beetje harder mee. Ik was er en dat voelde goed. Daar kon geen bewolking wat aan veranderen. Kom maar op met dat leven, dacht ik. Ik denk dat ik het wel kan.