Melech van de Dapperbuurt

Melech was als laatste uit zijn moeder gekomen en zag er ook zo uit. Alsof er nog een beetje katten-DNA over was maar niet genoeg voor een normaal formaat kitten. Hij was klein, verfrommeld en onooglijk, met het linkeroogje dicht door een of andere ontsteking die maar niet over ging en het rechter wagenwijd opengesperd alsof het moest compenseren. Melechs uiterlijk hield het midden tussen een mini-Furby en Animal, de drummer uit de Muppetshow. Al zijn broertjes en zusjes liepen over hem heen en hij was altijd de laatste bij de tiet, maar het leek Melech niet te deren. Hij liet over zich heenlopen en wachtte zijn beurt geduldig af. Dan zat hij altijd zo wat opzij en deed verstoppertje met zichzelf, een spelletje dat hem nooit verveelde. Als er na de voedertijd van zijn soortgenoten geen melk meer over was of hun moeder was het zat dan accepteerde hij dat ook. Dan maar hongerig. Misschien dacht Melech dat zijn tijd nog wel zou komen.

En die kwam. Hij werd opgehaald door een huuman in een joggingbroek met daarop dansende katten. Ze had rode krullen en was verrukt geweest toen ze het miniformaat kitten met het gesloten oogje door de kamer had zien hobbelen. ‘Oh, kijk, een rooie! Die wil ik, die hoort bij mij!’ had ze gekraaid en zo geschiedde. Zijn huuman noemde hem Melech, wat koning betekent in het Hebreeuws, een curieuze naam voor zo’n lullig hoopje rood haar, maar misschien kon ze in de toekomst kijken, wist ze wat er in het verschiet lag of misschien wilde ze het lot afdwingen of een handje helpen. Melech werd het en hij kreeg nadat ie kitten af was en, nou ja, ehm ‘geholpen’, verse zalm te eten en op zondag ook een vorstelijk hoeveelheid kattenmelk te drinken. Na anderhalf jaar was Melech uitgegroeid tot een imposante kater met manen waar menig leeuw jaloers op kon zijn. Met twee jaar was hij de koning van de Dapperbuurt, gevreesd door alle levende dieren op straat en in de huizen, op een paar pittig valse dobermans van het oude vrouwtje Lankenmeijer na, maar daar waren de huumans ook bang voor, dus die telden niet. Zijn naam droeg hij met de vanzelfsprekendheid van een echte koning, als Melech ergens kwam, zijn rode vacht glanzend van de vis en zijn botten sterk van de melk, dan kenden alle katten hun plaats. Hij was hun onbetwiste leider, maar niet eentje van geboorte, eerder door zijn geboorte. Melech had voor zijn plekkie geknokt, alle tegenslag had hem sterker gemaakt. Plus natuurlijk die zalm en melk.

Op een dag, Melech lag zoals gebruikelijk op de markt naast zijn vaste viskraam van Graaf-Roos & Zn lekker te chillen in de zon met een buik vol kibbeling, gebeurde er iets waardoor er weer iets anders in werking werd gezet wat de toekomst van het Internationale Kattendom voor altijd zou veranderen. Het was Moos, de kat van de Uilenburger Synagoge die hijgend en slippend tot stilstand kwam voor de kattenkoning.
‘He Moos, wat doe jij hier? Aardig stukje van huis, niet?’
Moos knikte maar schudde daarna met zijn kop, één pootje in de lucht alsof hij wilde zeggen dat Melech geduld moest hebben. Dat had Melech. Hij had alle tijd; als Koning van de Dapperbuurt hoefde hij vooral heel weinig en mocht hij heel veel, wat hem instaat stelde bijna elke dag zijn plek naast de viskraam in te nemen voor dutjes, vis en audiëntie. Hij was wel nieuwsgierig, Moos viel onder Kromme Karel, de Koning van de Jodenbuurt. Als Moos zich zo het schompes had gerend om Melech een boodschap over te brengen moest het wel belangrijk zijn.
‘Melech, luister. Ik moet jou en alle koningen ten oosten van ons deze boodschap doorgeven. Ik zal de Kromme effe citeren, dan ligt het niet aan mij as iemand het niet hep begrepe. De boodschap luidt: KONINGEN ATTENTIE. WE SCHAKELEN PER DIRECT OVER OP DE HOOGSTE ALARMFASE. ONZE MANIER VAN LEVEN STAAT OP HET SPEL. Ik herhaal: onze manier van leven staat op het spel. ALLES ZAL DUIDELIJK WORDEN OP HET PALAVER der KONINGEN, gehouden in de heilige synagoge van de wijze koning Karel, waar u wordt verwacht bij het vallen der avond hedenavond. Kom alleen en wees voorzichtig. Neem aub de achteringang.’
Melech grinnikte. ‘Ja dat klinkt wel als onze Karel.’ Hij liet de gewichtige woorden op zich inwerken. Hoogste alarmfase? Wat kon er in hemelsnaam gebeurd zijn dat zoiets rechtvaardigde? Hij moest zich klaarmaken voor het koningspalaver. In al zijn jaren als Koning van de Dapperbuurt was dit de eerste keer.