Bijna 13

Het oudste kind is bijna 13.
Ik zie hem zitten, met zijn geblondeerde lange lok en zijn beugel en zijn gemopper op de campingwifi. Bij de receptie zag ik gisteren een grote tros jeugd hangen, allen op zoek naar de beste straal internet, als die foto van vluchtelingen op een onbekend strand met mobiel in de lucht. Ik heb wifi dus ik besta. Ik heb geen wifi dus ik ben zoekende. Wij staan naast de verspreider van de levensadem, dus mijn zoon moppert gratuit vanaf zijn stapelbed. Zijn ontvangst is beter dan dat van alle anderen op dit kampeerterrein. Hij is koning op deze bestaansrots.
13 jaar geleden was ik 42 weken zwanger. Een aangespoelde potvis, ik tik-je-omver topzwaar, met een baby in de buik die van geen wijken wist. Hij had zwarte haren toen hij werd geboren en lange nageltjes omdat hij zolang in mij had gewoond. Ik kijk naar hem, mijn zoon met zijn slungelige-bijna-dertienjarige lijf, een en al lengte en botten, niet meer zulke gladde benen en het begin van een vlasje op zijn bovenlip. Nog even en hij heeft meer snor dan ik.
Ik denk aan mezelf en hoe het voelde om 13 te zijn. Ik voelde me afwisselend een vreemde in mijn eigen lichaam en op deze wereld en dan ineens volkomen op mijn plek. Ik was geen meisje en geen vrouw, een ietsje tussenin – en zo ook mijn zoon, alleen dan met het y-tje van zijn vader. Ik kijk naar mijn zoon en glunder. Ik glim.