Bij mij in de buurt

Je weet dat het niet klopt en toch doe je niks. Noem het lafheid, noem het voortschrijdend inzicht. Noem het wat je wilt, maar in alle gevallen doe je niks. Niet nu, nu het er toe doet. Je kunt genoeg redenen verzinnen waarom je niks doet, uiteindelijk zou je jezelf zelfs kunnen overtuigen, maar feit is en blijft dat er niks gebeurt en dat jij het verschil niet hebt gemaakt.

Het begon met het deurtje bellen van het kind van de tokkies van twee verderop. 4000 keer die lelijke kleuter met zijn volle luier die met zijn smoezelige vingertjes probeerde je bel te bereiken en daarbij bij elke poging 79 keer tegen je voordeur aan lazerde. Heel subtiel, het moest tenslotte niet opvallen. Na 40 keer schreeuw je dat ie op moet rotten, door de dichte deur. Na 3999 keer trek je de snel open als de poepkleuter op zijn tenen gaat staan om bij de bel te komen. Dat was even schrikken. Kind huilen en daar is de boze mama die je uitscheldt voor teringhond en je leven is compleet.

Hier begon het mee, de langzame maar waarneembare aftakeling. Of vergis je je en begon het al eerder maar ben je niet in staat het exacte beginpunt aan te wijzen? Was het die keer vlak voor de kerst dat de politie aan de deur stond met de vraag of wij Reggie hadden gezien, hij zou hier in de buurt wonen. Je kent geen Reggie zeg je. Een man met dreads zeggen de agenten, maar je kent ook geen meneer met dreadlocks gelukkig.

Misschien is er geen beginpunt, misschien is het gewoon de wet van de entropie, misschien is dit hoe het hoort te gaan: uiteindelijk gaat het altijd mis, ontaardt alles in chaos en wanorde.

Maar wat maakt het uit, een keer uitgescholden worden is niks vergeleken met je schutting die verdwenen blijkt na oud en nieuw en dan de eindeloze ellende met de verzekering en zo’n mannetje van de verzekering die het handboek ‘hoe horen mannetjes van de verzekering eruit te zien en zich te gedragen’ uit zijn hoofd lijkt te hebben geleerd, die bij je thuis komt en niet alleen minzaam de afwezige schutting in zich opneemt maar ook alles wat hij bij de eerste stap in je woning ziet. Af en toe aangevuld met minzame commentaren en goedbedoelde adviezen, al zou dat ‘goedbedoeld’ waarschijnlijk ook prima tussen haakjes geschreven kunnen worden. 2.10 meter man met een beetje overgewicht, slecht zittend pak met te veel glim erin en zo’n Bob den Uyl hoofd erop met veel voorhoofd en een comb-over.

Uiteindelijk lijkt het lot je gunstig gezind te zijn en wordt de verdwenen schutting vergoed, al is het wat wrang want je had natuurlijk liever die kolereschutting gehad in plaats van geld om een nieuwe te laten aanleggen.
Hoe dan ook, heel opperbest is je stemming niet. Je slaapt slecht, voelt je onveilig maar gelukkig had je toen nog geen weet van wat er zou komen.
De schutting wordt geplaatst en bij de laatste paal in de grond haal je opgelucht adem. Hier stopt het. Nu is het klaar. Je had beter moeten opletten bij natuurkunde want het is nog helemaal niet afgelopen.

Een paar dagen later staat de buurvrouw op rechts ’s avonds voor de deur, schreeuwend, verward, als je er van een afstandje naar zou kijken zou je zeggen: zielig. Maar je kijkt er niet van een afstandje naar; je hebt de deur open gedaan en wordt uitgescholden voor van alles omdat je het in je hoofd hebt gehaald háár paaltje bij de brandgang te hebben verwijderd om te vervangen door jóuw paaltje om de nieuwe schutting te verwezenlijken. Als je tegensputtert dat háár paaltje vermolmd was en jóuw paaltje in feite júllie paaltje is komt er schuim op haar mond en doe je gauw de voordeur dicht. Je had nog wel even geïnformeerd waar ze met oud en nieuw was, toen de onverlaten je schutting jatten en haar antwoord verbaasde je: thuis en nee, ze had niks gehoord. Dat haar schutting er nog staat is stom toeval. Dat je dat maar moeilijk kan geloven, dat ze niks heeft gezien en gehoord lijkt aan dovemansoren gericht.
Eindelijk rust denk je, maar ja, had je maar opgelet bij natuurkunde: de chaos is nog niet compleet dus het einde niet in zicht.

Een week later gaat de deurbel. Twee overjarige jehova’s denk je, wel zielig zo in de sneeuw op die kale schedel en dat henna oranje haar. Het blijken vrijwilligers van iets dat buurtbemiddeling heet. Ze hebben gehoord van het conflict, of ze wat kunnen betekenen. Je hebt geen idee over welke schakels wat is gelopen, zeg je, naar waarheid. Je denkt eerst dat ze namens de politie komen om over het verdwenen hek te praten, maar het blijkt na lang trekken om het paaltje te gaan waar de buurvrouw een epileptische aanval van kreeg.

Voor buitenstaanders moet dit alles inmiddels aandoen als een slapstick maar als je er middenin zit voelt het eerder aan als drijfzand. Je hebt geen idee hoe je hierin kwam en vooral geen idee hoe je hier weer uit komt. Rennen, stilstaan, kop in het zand: geen idee. Het voelt als iemand anders zijn toneelstuk, maar wie die ander is is je onbekend. Je zou heel graag willen dat het doek viel en dit naargeestige schouwspel ophield, maar helaas.

Het hennavogelnest en de man zonder haar en weinig testosteron blijven vaag en omslachtig antwoorden. Ze mogen niet precies zeggen wie de opdracht gaf om hun voet tussen jouw voordeur te steken maar dan kennen ze jou nog niet en na omwegen ben je erachter dat de politie de instigator is voor deze akte van het toneelstuk. De boze buurvrouw had daadwerkelijk aangifte willen doen van het verwijderen van het paaltje. Dat ze er een nieuwe schutting voor nop voor terug had gekregen was geen reden om wat terughoudendheid te betrachten. Waarschijnlijk vond de politieagent van dienst ook dat ze zich vergaloppeerde en nam de aanklacht niet aan. Wat er daarna gebeurde laat zich raden. Misschien zat er nog geld in het potje ‘buurtbemiddeling’, misschien was het wat anders maar feit is dat de politie de aanvraag tot bemiddeling had gedaan. Enter henna en kaal.

Intussen was er bij je buurjongens op links zowel voor als achter een baksteen door de ruit gegaan (dader: onbekend) en leek de buurman naast de hormonale heks op rechts zijn huis te hebben verhuurd aan twee junks met een kitten en een chihuahua. Elke avond tussen 9 en 12 maken deze twee kansarme mensenkinderen slaande ruzie; ook letterlijk. Deuren deinen in hun sponningen, de ene dag wordt zij van de trap naar beneden geduwd en de volgende dag hij, geen grap. Elke avond lig je in je bed en denk je aan die arme dieren en of je de po-politie moet bellen, maar de politie kwam niet nadat je (online) aangifte van je verdwenen schutting had gedaan (aangifte mocht alleen online), en stuurde buurtbemiddeling op je af vanwege een vermolmd paaltje dus veel fiducie in waakzaam en dienstbaar heb je momenteel niet. Je wilt alleen maar slapen, maar dat kan niet vanwege de drugs die in de huurders van de buurman naast de boze buurvrouw zitten.

Je werkt henna en kaal de deur uit met de woorden geen interesse in bemiddeling te hebben. Je zegt wel interesse in een rustige wijk te hebben maar daar zijn henna en kaal niet voor ingehuurd, zeggen ze, dus hop de sneeuw in met ze.

Elke ochtend word je wakker met onder andere koppijn omdat je met opeengeklemde kaken in slaap bent gevallen, maar je belt de politie nog steeds niet want je bent een beetje bang voor de onvoorspelbaarheid van de junks. Elke dag sla je veel te veel spanning op en baal je dat je ervoor kiest niks te doen. Je zoon vertelt je op een dag dat de mannelijke junk Reggie heet. Dat heeft hij aan de buurtkinderen verteld.

Dan kom je op een middag de onderverhurende buurman tegen. Hij vertelt dat de junks uit zijn huis zijn gezet. Hij is nu bezig hun spullen in de achtertuin te zetten. Van de week zal hij de sloten vervangen zodat ze niet naar binnen kunnen. ’s Avonds is er weer rust. Je kaken ontspannen zich langzaam, de hoofdpijn verdwijnt .

Dan, laten we zeggen: drie dagen geleden, hoor je gemiauw voor je voordeur. Als je opendoet zie je de kitten van de junks staan. Je hebt geen idee waarom hij voor jouw deur staat maar je vermoedt dat hij niet is meegenomen toen de junks vorige week het huis op de hoek verlieten en dat hij nu op zoek is naar zijn thuis. Je laat hem binnen en verzorgt hem. Je koopt babyvoer voor hem en geeft hem liefde. Je denkt dat nu eindelijk het ellendige toneelstuk afgelopen is.

De volgende ochtend zie je dat de onderverhurende buurman onkruid tussen de voortuintegels plukt. Je denkt aan zijn woorden van een week ervoor (hij had slapeloze nachten gehad van zijn avontuur met de junks, het huis was een ravage, hij dacht erover het te verkopen nadat hij de schade had hersteld) en bent blij voor hem. Dan zie je Reggie de junk die komt aan fietsen. Hij parkeert zijn fiets tegen het hek van de buurman en loopt door de open deur naar binnen. Je moet weg op dat moment, je hebt een afspraak, maar maakt een mentale notitie dat je ’s avonds of de volgende ochtend even moet controleren of.. ja wat eigenlijk. Je maakt jezelf wijs dat er niks is.

Laten we zeggen dat het twee dagen later is en de fiets van de junk Reggie nog steeds tegen het hek van de buurman die zo onfortuinlijk was zijn huis open te stellen, staat. Van de buurman geen enkel spoor. Alles is dicht in dat huis. De meubels van de junks liggen nog in de achtertuin.

Maar je doet niks. Je weet dat het niet klopt en toch doe je niks.