Daar is de lente

Drukke tijden voor sommige dieren en mensen als ik die observeren hoe die dieren zware tijden beleven.
Er stond een kater aan mijn voordeur gisterenavond laat. Zuchtend en miauwend, klagend en behoeftig. Vreemd geluid voor een kater, dacht ik nog. Ik deed de deur open en aaide hem, zijn schokkende achterkant negerend. Daar was onze huiskater die zijn kop vol manen om het hoekje van de woonkamer stak. Dit mannetje hebben ze drie jaar geleden een toontje lager laten zingen, en ze hebben dan misschien zijn zaakje afgehakt, ze hebben niet zijn nieuwsgierigheid meegenomen. Mijn man stak ook zijn kop om de hoek en barste in lachen uit. ‘Dat is geen kater, dat is een uiterst krolse dame.’ Joris de Noorse boskat-zonder-ballen stond erbij en keek ernaar, het wijfje bleef draaien en klagen en er gebeurde helemaal niks.

Diezelfde kater-zonder-ballen krijgt ook vandaag geen rust; hij ziet vogels druk vliegen en opgewondener dan anders naar eten zoeken. Opvallend vaak in onze tuin. Zo kom ik niet aan mijn schoonheidsslaapje van 18 uur, verdomme nog aan toe, ik hoor het hem denken, antropomorfiseer ik er lustig op los. Ik hou van observeren, maar soms ook van conclusies aan observaties verbinden en bij gebrek aan een en ander, waaronder stembanden in mijn kater, doe ik net of ik hem begrijp. De kat weet niet dat ik elke ochtend een handvol dure ongebrande ongezouten noten die tuin in lazer en dat ik hiermee hoop meesjes en merels te lokken, maar vooralsnog niet veel meer dan een setje opgefokte eksters heb gezien.

Onrustig loopt hij door de kamer, rent naar buiten waar de eksters hem uitlachen vanaf de dakpannen. Dan maar weer naar binnen, met zijn rug naar de tuin en zijn voorpoten over zijn oren. Kutvogels.