Zingevingsshopper no.2: visualisatie

Het was nooit helemaal stil op donderdagavond in dit onpersoonlijke lokaaltje waar posters van de Boeddha en lappen en klankschalen en kaarsjes hun best deden voor enige warmte te zorgen. Maar het was stil genoeg om de geluiden die wel hoorbaar waren flink uit te vergroten. Voeten van en over elkaar, een keel die geschraapt werd, mensen die overdreven hard ademden, in via de neus, uit via de mond, met zo’n gutturale ‘grrrrr’ op het einde, Klaas-Douwe had nooit begrepen waarom de instructies van de llama zo letterlijk uitgevoerd moesten worden. Vanavond was de oefening van de meditatie visualisatie en Klaas-Douwe deed heel hard zijn best om het kerstboompje in zijn geest te houden. Waarom het een kerstboom was geworden en geen eik of berk, dat wist hij niet, maar op zich was dat geen probleem. De flikkerende lichtjes die door de takken schenen, die waren wel enigszins problematisch. Ze leidden hem af, al vermoedde hij dat de llama, of hoe noem je zo’n meneer die de boeddhistische meditatiecursus leidt, straks zou zeggen dat het hem juist had geholpen met concentreren.

Het was in deze soort-van stilte dat het scheetje goed hoorbaar de concentratie van Klaas-Douwe tot het uiterste testte. Hij zoefde door de ruimte, ijl en dun en werd gevolgd door een minder subtiele opvolger die knetterend en rochelend het daglicht zag. Klaas- Douwe deed heel erg zijn best het geluid er te laten zijn, en het had hem gelukt als de stank van de tweede wind hem niet bijna de adem benam. Godallemachtig, wat een verschrikking. Wat een ultieme beproeving.
Hij deed zijn ogen open en keek rond. Zou de scheetjeslater zich verraden? Klaas-Douwe ging ze stuk voor stuk langs, alle zeven zijn medecursisten, maar kon niet aan de hand van wat hij waarnam de schuldige aanwijzen. Hij was de enige die zich had laten kennen. De enige die de ogen had geopend en zeker de enige die als een soort Sherlock Holmes zijn collega wannabee-boeddhisten had bespioneerd om de persoon te vinden die hem op dergelijke indiscrete wijze uit zijn hard-bevochten concentratie had gehaald. Hij krabde aan zijn neus, wilde zijn nek knakken maar bedacht toen dat anderen, waaronder de llamapersoon, dat misschien konden horen, hiermee hij zichzelf mogelijk in de ogen van de anderen tot mislukking zou maken, iets wat hij ten koste van bijna alles wilde vermijden. Hij wilde juist rust en mededogen uitstralen, niet enkel uitstralen, hij wilde zo zijn, zalvend en vol empathie, barmhartig en liefdevol jegens zijn medemens, bedeesd een zachte hand op een schouder leggen en liefde en zen verspreiden, maar hij was de enige die zo was afgeleid van de scheet, wat aangaf hoelang de weg naar geestelijke verlichting nog voor hem was. Niet knakken, dus. De ogen sluiten en proberen er nog het beste van te maken. Hoelang had de meditatieleider ook al weer gezegd dat deze sessie ging duren?

Klaas-Douwe deed zijn ogen weer open en keek naar de klok. Blijkbaar hechten zelfs Boeddhisten aan tijd. Nog een paar minuten. Het had geen zin meer nu een boom te visualiseren, ergens was hij dolgelukkig af te zijn van de opdringerige kerstboom met bordeellichtjes in de takken, dus er zat niks anders op dan de tijd tot de eindgong maar uit te zitten.
‘Hoe hebben jullie het ervaren, jongens?’ vroeg de cursusleider, nadat hij de gong een discreet tikje had gegeven en een minuut of wat rust inlaste om iedereen de gelegenheid te geven weer te landen en aarden. ‘Stel je ook even voor, zodat iedereen weet wie is.’ De man schuin tegenover hem was de eerste die het woord nam. Hij was klein en rond en harig op alle plekken behalve zijn hoofd dat glom en blonk als de biljarttrofee die vroeger bij zijn opa en oma in de kijken-niet-aankomen-kast had gestaan. Zijn mond deed Klaas-Douwe denken aan het verfrommelde uiteinde van een bejaard hondje, een klein o’tje met groefjes en uitstulpinkjes en verbazingwekkend roze in het verder tanige en ruig behaarde gezicht.
‘Dat ging niet vanzelf, hoor! Poeh hè, visualiseren is denk ik niet mijn favoriete tak van sport.’ Het Michelin-mannetje knipperde even met zijn ogen en keek toen rustig de kring rond, het hondenkontje vriendelijk ontspannen, de handen luchtig op elkaar in zijn schoot. Hij hield een paar tellen stil om het dramatische effect te vergroten. Toen nam hij wederom het woord: ‘Ik heet Leopold en dit was de eerste keer dat ik boeddhistisch heb gemediteerd met behulp van visualisatietechnieken. Ik heb het Tibetaanse boek van leven en sterven van voor naar achteren gelezen, elke letter naar binnen geslurpt als zoete nectar en vele passages herlezen uit pure verrukking. Maar niets had me voorbereid op de praktijk. Ik heb het er warm van gekregen, mijn aandacht dwaalde steeds af, ik wilde te graag misschien. Ik weet het niet, jongens…’

Klaas-Douwe voelde instant antipathie opborrelen. Zag niemand hoe nep deze man was? Dat de relaxtheid quasi was, dat de man amechtig op zoek was naar bevestiging en goedkeuring maar het probeerde te verpakken in onzekerheid? Eindigen met een vraag, Klaas-Douwe vond het maar niks.
De groep knikte echter instemmend, Leopolds beproevingen werden vol empathie ontvangen en ook de meneer die de cursus Wat Meditatie Werkelijk Is verzorgde, leek vol begrip te hebben geluisterd naar de onzin van de hondenaars.
‘Dank je, Leopold. Dank je dat je je onzekerheden met ons hebt willen delen. Maar laat me je gelijk vertellen dat er geen juiste manier van mediteren is. Ook een sessie waar je achteraf van denkt: ik ben niet zen, het koste me juist inspanning, is goed. Sterker nog: zo’n sessie is soms waardevoller te noemen omdat je hebt ervaren hoe sterk de geest is, hoe zeer hij ons bestuurt en stuurt en hoe moeilijk het is hem te laten zwijgen. Je hebt het meegemaakt, Leopold. Wat fijn voor je!’
Dit vervulde Klaas-Douwe met nog meer afgrijzen. Leopold kreeg een pluim van die polderboeddha voor iets waarvan hij de dynamiek zeker kende, alle geveinsde onschuld ten spijt. Ook Klaas-Douwe had dat boek van Sogyal Rinpoche gelezen en wist daarom dat wat de meditatieleider net had gezegd, bijna letterlijk in het boek stond. De anus was naar complimentjes aan het vissen, onderwijl zijn sneue behoefte aan schouderklopjes in eenvoud verpakkend.
Een tweede man nam het woord. Hij droeg een paars fluwelen gewaad en toen hij zijn arm opstak om aan te geven dat hij wilde spreken, bewoog het ding als de dikke gordijnen uit lang vervlogen tijden toen Klaas-Douwe nog klein was en met zijn ouders meeging naar de bingoavond in het dorp op vrijdagavond, die statige gordijnen waarin je je helemaal kon verstoppen en die altijd met een soort vertraagd effect op aanraking reageerden. Log en langzaam golfde ook dit kleed, als in slow motion.
‘Eric. De naam is Eric. Het waren mooie minuten in betekenisvolle stilte. Ik heb veel ervaring met meditatie in allerlei vormen. Heb op vele plekken gemediteerd, voel me overal thuis. Zelfs hier…’ De zaal grinnikte, Eric wiebelde even met zijn hoofd alsof hij zijn eigen grapje zelf goed kon waarderen maar desondanks de waardigheid had er niet hardop om te lachen. Klaas-Douwe’s bloed kookte alweer, nog zo’n zelfgenoegzaam type! Wat was het dat ze naar dit soort cursussen trok, als een troep oude zigeuners van stad naar stad, hun kunstjes vertonend? Hij deed zijn ogen even dicht en probeerde de negativiteit uit te bannen.

Godverdomme, hij zat hier om zijn kern te voeden, tevredenheid te cultiveren, niet om bij het minste of geringste groen te worden van jaloezie, afgunstig naar een dik mannetje dat wel goed in staat was lof en waardering te oogsten bij iemand met status, of zo’n wandelend gordijn dat zo blij was met zichzelf dat Klaas-Douwe zich klein en nietig en onbelangrijk voelde. Waarom kon hij niet zo zijn? Niet een faux-krachtigheid, maar echte oprechte oerkracht bezitten, zo iemand die zo sterk was dat hij zacht kon sprekend, als een moderne jezus zijn handen uitstrekkend naar zijn volgelingen, zalvend en zen, een man waar de mensen van nature op afkomen als bijtjes op nectar, warmte en compassie uitstralend. Maar zo was hij niet. Klaas-Douwe’s dispositie was neurotisch, hij was aards onzeker en snel afgeleid. En geen mindfulness, meditatie of klankschaal kon hem in iets veranderen dat hij niet was.
Eric hield van visualisatietechnieken, vervolgde hij. Het hielp de geest scherp te houden. En of je dat nou in een ashram deed, op het strand of een kamer met tl-lampen en systeemplafond zoals dit, dat deed er niet toe. De anderen knikten en Klaas-Douwe probeerde angstvallig zijn onzalige gedachten binnen te houden. De cursusleider vroeg of Eric nog tips had.
‘De meesten hebben niet jouw ervaring, Eric.’
Aspirant goeroe Eric stak nu beide armen omhoog, een grote zee van kolkend paars.
‘Je had gelijk daarnet, Wim. Er is geen juiste manier van mediteren. Net als er ook geen juiste manier van visualiseren is. Soms kun je je aandacht ergens op gericht houden, een enkele keer zelfs voor geruime tijd en een andere keer wiebelt het beeld, lijkt het object van visualisatie net een defect hologram, het schittert in en uit beeld.’
Zijn armen waren gedurende deze woorden naar boven en beneden gegaan ter ondersteuning van hetgeen hij vertelde. Nu liet hij ze op zijn knieën zakken, de storm ging liggen. Hij sloot zijn ogen even en er verscheen een glimlachje.
‘Het is gewoon zoals het is mensen, het komt zoals het komt. Als je weerstand voelt betekent dat dat de weerstand in jou zit. Als je die er gewoon laat zijn, zal hij ook weer weggaan. Of minder belangrijk zijn. Laat het maar gebeuren. Kijk naar hem, aanschouw hem.’
De meditatiemeneer die blijkbaar Wim heette bedankte Eric voor zijn bijdrage en zei: ‘Dit is precies waar ik het volgende keer graag met jullie over wil hebben, over onze monkey minds. Maar eerst nog de visualisatie van vandaag en wat jullie ervan vonden. Is er nog iemand uit de groep die hierover zijn gedachten met ons wil delen?’
Het bleef stil. Er waren geen vrijwilligers meer. Wim keek de groep rond en zijn blik bleef op Klaas-Douwe rusten.
‘Zou jij ons kunnen vertellen hoe het mediteren met behulp van visualisatie voor jou was? En iets over jezelf, als je wil.’
Hij merkte dat hij rood werd. Als er iets was waar hij slecht mee kon omgaan was het wel onverwachts in het middelpunt van de aandacht staan. Altijd eigenlijk, maar zo’n spontane blikvanger voelde als een ferme schop in zijn zak. Schrijnend en pijnlijk, ongemakkelijk, iets wat hij ten koste van alles wilde vermijden. Waarom was hij dan jaloers op zo iemand als Eric, met zijn jezusklauwen, zijn zalvende woorden en zijn gave om iedereens aandacht te vangen? Het viel niet te rijmen en toch wilde Klaas-Douwe geliefd en bemind worden. Aanbeden.
Hij schraapte zijn keel. ‘Mijn naam is Klaas-Douwe Wiersma en ik ben 38 jaar.’
Iemand in de groep giechelde. Het was de vrouw met de houten kralenketting om haar nek en hetzelfde kapsel als hij. Hij keek haar vragend aan. Ze hief haar handen boven het hoofd en zei verontschuldigend: ‘Sorry, Klaas-Douwe. Ik moest denken aan dat programma van vroeger op televisie. Dat kinderen hun naam en leeftijd zeiden en dan Road Runner of zo nadeden…miep miep iets.’ Haar korte donkerbruine krullen bewogen alle kanten op nu ze schuddebuikend vertelde. Christus, dacht Klaas-Douwe. Zelfs mij voorstellen kan niet zonder af te gaan, wat is er in godsnaam mis met mij? ‘Wordt Vervolgd heette dat programma’, mompelde hij echter. ‘Met die dikke meneer met dat vlinderstrikje, Han Peekel.’
De vrouw met de kralenketting knikte geestdriftig. Wim de boeddhist schraapte zijn keel en vroeg of Klaas-Douwe weer verder wilde gaan met zijn verhaal. ‘Nou, ik ben dus Klaas-Douwe en dit is de eerste keer dat ik iets heb gevisualiseerd. Het ging niet echt fantastisch. Ik kreeg een kerstboom. Met van die flikkerlampjes in neonkleuren.’
Klaas-Douwe wilde een dramatisch moment van stilte inlassen, maar werd onderbroken door een lachsalvo dat van alle kanten kwam. Hoewel hij het serieus had bedoeld, lachte nu de hele groep, inclusief Wim, die een beetje voor zich uit grinnikte, half met zijn hand voor zijn mond. Het kostte Klaas-Douwe een paar tellen voor hij doorhad dat zijn woorden onbedoeld grappig waren geweest. Daar had hij wel vaker last van, de lachers op zijn hand hebben terwijl hij in alle ernst had gesproken.
‘Je weet inmiddels dat het niet uitmaakt wat je zag, he Klaas-Douwe?’ Wim boog zich wat voorover en klopte hem op zijn knie. ‘Alles is goed en als je iets zag wat je aandacht erg trok, is dat alleen maar goed. Het betekent namelijk dat je aandacht niet elders was.’ Wim knikte hem bemoedigend toe.
Klaas-Douwe slikte. Godverdomme, Wim had gelijk, natuurlijk, maar zo was het bij hem niet gegaan. Zijn aandacht was overal geweest, hij had zich niet kunnen concentreren, de hoerenlampjes hadden hem volledig uit zijn concentratie gehaald. Hij ging natuurlijk niks zeggen over die scheten die ervoor hadden gezorgd dat zijn aandacht niet meer bij de kerstboom was maar bij de groep, dus zocht hij naarstig naar iets om aan dit schamele verhaal toe te voegen.
‘Ik heb eerder mindfulness geprobeerd,’ stamelde hij. ‘Dat is een beetje zoals wat wij hier vandaag hebben gedaan. In het hier-en-nu leven en zo. En ik heb een tijdje yoga gedaan en tai-chi en ook nog een tantra massagecursus. Met mijn ex-vriendin heb ik poos systeemopstellingen gedaan om te kijken hoe wij door verborgen dynamieken uit de familie worden bestuurd. Dat was heel nuttig.’ Een beetje buiten adem keek hij de groep rond en bleef met zijn ogen op Wim rusten. Die knikte en zei: ‘Aha, we hebben hier een zingevingsshopper! Een echte, onversneden zingevingsshopper!’
Klaas-Douwe nam een gehaaste teug lucht en deed vervolgens zijn mond op slot. Hij wist niet zeker of hij had begrepen wat llama Wim had gezegd, maar hij dacht van wel. Als het klopte wat hij dacht, was het geen compliment. Een zingevingsshopper: dat is toch iemand die in het esoterische, het zweverige, het spirituele vlucht op zoek naar antwoorden die in hemzelf besloten liggen? Waarom dacht Wim dat van hem? Omdat hij een rijtje cursussen had opgesomd omdat hij niet wist wat hij anders zeggen moest? Hij had ook een cursus veganistisch koken en wilde planten en bloemen zoeken gevolgd en speksteenboetseren maar die had hij nu niet genoemd. Hij wilde in de juiste hoek blijven, zodat de mensen om hem heen zagen uit wat voor hout hij gesneden was, maar als hij afging op de woorden van Wim, was er al een beeld over hem gevormd, en een oordeel reeds geveld.

Met een langgerekte pfff liet Klaas-Douwe de binnengehouden lucht weer vrij.
‘Een zingevingsshopper?’ wist hij eruit te persen.
Wim lachte hem vriendelijk toe. Er leek geen spoortje cynisme in zijn stem te zitten toen hij zei: ‘Het is geen waardeoordeel, beste Klaas-Douwe. Als dat zo overkomt spijt me dat. Het was meer een constatering. Bijna elke keer als ik deze meditatiecursus verzorg, zit er iemand bij die op zoek is naar zingeving. Nee, laat me het beter uitleggen. We zijn hier allemaal omdat we op zoek zijn naar zingeving. We willen allemaal weten hoe we onze tijd op aarde zo wezenlijk mogelijk kunnen invullen. Als Boeddhist bereid je je daarnaast ook ruimschoots voor op het sterven wat volgt. Sommige mensen zijn alleen meer op zoek dan anderen, lijken welhaast rusteloos in die queeste, zijn misschien meer bezig met het proces van zoeken, een soort onstilbare honger, dan het daadwerkelijk ervaren van rust en zingeving, het contemplatieve introspectieve proces. Ik meende jou hierin te herkennen, maar misschien was ik abuis?’
Wim keek Klaas-Douwe nu recht aan. Alle andere ogen waren ook op hem gericht. Klaas-Douwe wilde door de grond zakken, hoopte dat het systeemplafond naar beneden zou komen, hem en de anderen zou verzwelgen. Alles, behalve wederom als een soort antiheld fungeren ter vermaak van anderen.