Boekfluisteraar

Mijn kind beweegt zijn duimpje razendsnel langs de pagina’s van het vuistdikke boek. Van kaft tot kaft in luttele secondes met zijn gezicht er praktisch bovenop.
‘Mama, dit vind ik fijn’ zegt hij. Ik staar ademloos naar dit zich herhalende schouwspel, naar het duimpje dat behendig de pagina’s weet te vinden. ‘Ik voel de wind van het boek op mijn gezicht, de pagina’s ritselen de woorden naar mij. Ik wist niet dat woorden zo lekker ruiken’ zegt het mannetje terwijl hij zijn neusje ergens tussen de ontknoping stopt.
‘Ik wil dat het harder waait! Wil jij met jouw grotemensenduim een storm op mijn gezicht maken, mama?’ Hij houdt het boek met twee armpjes voor zich uit. Ik zie aan zijn gespannen gezicht hoe zwaar de letters samen zijn, maar het kan ook de afwachting zijn die hem er zo serieus doen uitzien. Ik pak het boek van hem aan en laat, net als hij zoeven deed, mijn duim van kaft tot kaft, langs de vele blaadjes glijden. ‘Sneller, sneller’ zegt hij enthousiast, ‘dit is nog geen storm!’
Ik ritsel sneller, steeds sneller en zie hem bijna euforisch worden. De gelukzaligheid straalt van zijn gezicht. ‘Zo goed?’ vraag ik, ‘mijn duim doet een beetje pijn.’ ‘Nog één keer harder, mama, dan kan ik het papier ook op z’n hardst ruiken.’