1987

Weet je nog, toen lang geleden de wereld overnacht veranderde in een ijswereld?
Ik werd wakker en keek door de met ijsbloemen beslagen raampjes van de grote omgebouwde boerderij met vloerverwarming en geloofde eerst niet wat ik zag: de knoppen in de bomen, de takken waar ze in groeiden, de deurklinken en zelfs de kruiwagen aan het begin van de oprijlaan, alles was omhuld met een dikke laag kristalhelder ijs. Ik had nog nooit zoiets gezien.

We haasten ons naar buiten, glibberend over de klinkers, en vergaapten ons aan deze overdonderend mooie nieuwe versie van de wereld waarin we in slaap waren gevallen. Alles was betoverd door dat ijs dat niet alleen onaards mooi was, maar ook zorgde voor een vreemdsoortig geluidsvacuüm, alsof met de komst van het kristal ook elke vorm van communicatie aan een herijking werd onderworpen.

Daar zaten wij dan, in die magische bubbel. Een soort van gevangen in een voormalige bhagwanboerderij in Friesland met buiten die verstilde variatie op het thema Frozen. We waren langer op elkaar aangewezen dan gepland. We hadden geen idee hoelang het zou duren, het ijs was bikkelhard en onverbiddelijk.

Na een paar dagen kwam de dooi en met de dooi verdween de magie en wij waaierden uit naar alle windstreken met ijskristallen op ons netvlies en derrie onder onze schoenen.